Aan de basis van dit verhaal ligt de grootste scheepvaartramp in de Europese geschiedenis. De veerboot Estonia zonk, onderweg tussen Tallinn en Stockholm, in de herfst van 1994, waarbij 852 mensen het leven lieten. De auteur introduceert Fredrik Fröding die zijn beide ouders verloor. Ook ziet hij zijn broertje Niklas wegdrijven op een vlot. In de jaren nadien blijft hij er obsessief van overtuigd dat zijn broer de ramp overleefde. Misschien werd Niklas wel ontvoerd? Of vastgehouden? Of gevlucht?
Nadat Fredrik zijn broer meent op te merken bij een hotel achtervolgt hij de eigenaar ervan honderden kilometers ver doorheen Zweden. Beiden belanden op het eiland Ulvön, waar de bezoekers zich klaarmaken om midzomernacht te vieren. Vroeg in de ochtend wordt het lijk van de hoteleigenaar gevonden. Aanvankelijk weet Fredrik zich buiten het moordonderzoek te houden en begint aan een speurtocht naar gebeurtenissen van lang voor de scheepsramp. De gebeurtenissen gaan een andere richting uit.
De scheepsramp met de Estonia is een bijzonder aanknopingspunt, maar blijft dat ook zo in dit spannende en goed geschreven verhaal?